Commissie Kerk en Israël
Een orgaan van bijstand voor de algemene kerkenraad, die de leden van de commissie benoemt.
De commissie Kerk en Israël is een orgaan van bijstand voor de Algemene kerkenraad, die de leden van de commissie benoemt. De commissie benoemt zelf uit de leden een voorzitter. In de AK-vergadering van 15 juni 2015 is op voordracht van de commissie een visiedocument vastgesteld; klik om het te lezen op de titel hieronder.
Medeburgers en huisgenoten
Efeze 2: 11-21
Door Ds. J.C. Overeem
DEEL 1
Muur
‘Het is iedere vreemdeling op straffe des doods verboden hier binnen te treden.’ In de eerste eeuw van onze jaartelling waren deze woorden te lezen op plaquettes in het tempelcomplex in Jeruzalem. De Joodse historicus Flavius Josephus schrijf erover. Twee van deze plaquettes zijn in 1871 en 1935 ontdekt. Ze waren aangebracht op een scheidingsmuur, die ervoor moest zorgen dat de heidenen niet dicht tot de tempel konden naderen. Niet-Joden mochten weliswaar het complex betreden, maar tot een bepaald punt. Tot het zogenaamde ‘voorhof der heidenen’ had iedereen toegang, maar daar achter was het volgende voorhof: de ‘voorhof van Israël”. Dit was dus letterlijk de tussenmuur die scheiding maakte. (Hand. 21:28). Je kunt je er iets bij indenken dat het de niet-Joden die uit oprechte eerbied voor de God van Israël naar Jeruzalem waren gekomen- denk aan de kamerling van Handelingen 8, die bovendien eunuch was- pijn deed dat ze fysiek op afstand moesten blijven van de plaats van de verzoening.
Mogelijk speelt de gedachte aan de muur op de achtergrond mee, als Paulus deze woorden aan de gemeente van Efezeschrijft. De gemeente Efeze was een gemengde gemeente. Enerzijds trof men er gelovigen aan die uit het Jodendom kwamen en aan de andere kant vond men er heiden-christenen, gelovigen afkomstig uit de volken. Het is deze laatste groep die door Paulus wordt aangesproken. Telkens klinkt het: ‘u, u, u’ ! Het gebruik van de tweede persoon meervoud wanneer Paulus het over heidenen heeft, is opvallend. ‘U, die voorheen heiden was … bedenk dat u in die tijd zonder Christus was.’
Vreemdelingen
In deze brief maakt Paulus heel zorgvuldig gebruik van voornaamwoorden als ‘u’ en ‘wij’. ‘Wij Joden’ en ‘jullie heidenen’. Kennelijk waren er tussen de gelovigen uit de volken en de Joodse gelovigen in de gemeente van Efezeproblemen gerezen. Het boterde niet zo erg tussen hen. Vermoedelijk stelden de heiden-christenen zich ten opzichte van de Joodse gelovigen al te verzekerd en hoogmoedig op. Maar Paulus wijst erop dat er voor een bepaald superioriteitsgevoel geen enkele reden is. Integendeel! Gelet op hun afkomst hebben de heiden-christenen veel eerder aanleiding tot ootmoed en bescheidenheid. Het is enkel uit pure genade dat zij zalig zijn geworden (Ef. 2:5,8).
Heel scherp tekent Paulus hun eerdere situatie. In vers 12 vat de apostel deze in een paar woorden samen. Ze waren zonder Christus, vervreemd van het burgerschap van Israël, vreemdelingen van de verbonden en de belofte, zonder God en zonder hoop in de wereld. Hun leven was een gesloten kringloop van geboren worden en sterven, en daarom zinloos, uitzichtloos, hopeloos. Dat dat nu anders geworden is, is ééngroot wonder. Een blijvende reden tot verwondering en dankbaarheid. En zou dat voor ons als gelovigen in Nederland vandaag minder gelden dan voor de gelovigen toen in Efeze? We stammen af van de Batavieren, de Friezen, de Franken, de Saksen. We dienden Wodan, Donar en Freya, toch? Met onze woensdag, donderdag, vrijdag … Het heidendom zit ook in ons bloed en soms komt dat er ook ineens uit.
Eeuwenlang was er de scheidsmuur met aan de ene kant Israel met de kennis van God en aan de andere kant de volken, verzonken in de nacht van het heidendom. God had zich in Zijn bijzondere openbaring beperkt tot Israël. Zo, zoals Hij met Israël handelde, wilde Hij met geen volken handelen ( Ps. 147). Ook toen Jezus Christus kwam, gingen de deuren nog niet direct open. Die Syro-Fenische vrouw heeft het geweten:’Het is niet behoorlijk het brood van de kinderen te nemen en naar de hondjes te werpen’ (Mark. 7:27b). Het is dat ze Hem vastgreep in Zijn eigen woorden, maar eigenlijk kon het nog niet. Ook Jezus beperkte zich in het Evangelie- op enkele uitzonderingen na- tot Israël. Pas na Zijn opstanding en Hemelvaart en na Pinksteren komt er ruimte voor de volken. Nadrukkelijk gaf Jezus de opdracht om na de komst van de Heilige Geest de wereld in te trekken en de volkeren te benaderen met de boodschap van de God van Israël en Zijn Messias (Hand. 1: 8). Sinds de Pinksterdag wordt er een gemeente vergaderd uit Israël en de volkeren. En deze gemeente is dan de plek waar de heidenen door het geloof mogen delen in de voorrechten van Israël.
Dichtbij gekomen
Zij die veraf stonden, zijn nu dichtbij gebracht. Het feit dat de heidenen er óók bij mogen horen, is enkel en alleen te danken aan Christus, die de tussenmuur die scheiding maakte heeft afgebroken (vs. 14) en de vijandschap in Zijn vlees teniet heeft gedaan (vs. 15). Hij ruimde alle barrières en barricades op. Zijn bloed bracht vrede. Zijn offer brak de grenzen van Israël open, zodat nu ook de heidenen mogen naderen tot de God van het verbond en mogen delen in alle rechten en voorrechten van het Joodse volk. Door het volbrachte werk van Christus mogen zij die eerst veraf waren, nu dichtbij komen. Op die grond blijven zij niet langer vreemdelingen en bijwoners, maar worden ze medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God (vs. 19).
Wat bedoelt Paulus precies met die afgebroken muur en die opgeheven vijandschap? We hebben aangeven dat hij hiermee kan herinneren aan de concrete tussenmuur in het tempelcomplex. Maar als je de woorden van Paulusaandachtig leest, ontdek je meer. Het Griekse woord dat Paulus gebruikt, heeft immers ook de betekenis in zich van een omheining. Zoals een landgoed of een wijngaard omheind is, om te voorkomen dat onbevoegden binnenkomen, zo waren de voorrechten van Israël eeuwenlang onbereikbaar voor de volken. Waarschijnlijk denkt Paulus hier aan de ‘omheining van de Thora’ als bescherming van Israël tegen invloeden van het heidendom. Dat was in ieder geval een bekende voorstelling in die tijd. Dat komt voor in een Joodse brief uit de tweede eeuw voor Christus (de Aristeasbrief).
Zo markeert ‘de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond’ (vs. 15) de bijzonder eigenheid van Israël als volk van Gods verbond en onderscheidt die van hen van de volken. In het bijzonder de ceremoniële wetten, als die met betrekking tot besnijdenis, de spijswetten en enzovoort, maken Israël tot een specifiek volk. Deze omheining vormt een voortdurendeherinnering aan de bijzonder plaats die Israël te midden van de volken inneemt. Een volk dat afgezonderd woont en zich onder de heidenvolken niet rekent (Num. 23:9). Dat roept bij de volken blijkbaar gevoelens van vervreemding op. Het anders- zijn van Israël is een doorn in het oog van de volken. Dat gaat bij Paulus zelfs zo ver, dat hij niet schroomt om in dit verband het woord ‘vijandschap’ te gebruiken.
Dat hij daarmee geen woord te veel zegt, bewijst helaas de geschiedenis. Haman bracht het al onder woorden: ‘Eén volk is er dat verstrooid en verspreid is onder de volken in alle gewesten van uw koninkrijk. Hun wetten zijn anders dan die van alle volken; (Esth. 3:8). De geschiedenis heeft vele Hamans gekend. Altijd weer ontstond en ontstaat er haat tegen Israël: antisemitisme. Altijd weer ergeren mensen zich aan de genade en de verkiezing die Israël van Godswege ten deel zijn gevallen. Raken we hierbij de diepste wortel van het antisemitisme? De haat richt zich tegen Israël, maar daarachter eigenlijk tegen de God van Israël. Dat maakt dat antisemitisme ook anders is en blijft dan andere vormen van vreemdelingenhaat en racisme.
Bron:
Met het oog op Israël, Bezinning en Bijbelstudies
Toegang
Maar de dood van Christus aan het kruis heeft een nieuwe werkelijkheid geschapen. In Zijn kruisoffer droeg Hij de schuld, zowel van Israël als van de volken. Hij heeft de oorzaak van die gescheidenheid weggenomen doordat Hij vrede gemaakt heeft door Zijn kruis. Er is een nieuwe en levende weg tot God geopend. Sinds Golgotha hebben Jood en heiden door één Geest toegang tot de Vader (vs. 18). Ook het woord ‘toegang’ herinnert aan de tempel in Jeruzalem. In de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, wordt het gebruikt om het ‘naderen’ van de priesters tot het heiligdom aan te duiden. Dat was een exclusief voorrecht van Israël. Maar nu zijn ook gelovigen uit de heidenen ‘dichtbij gekomen door het bled van Christus’ (vs. 13). Paulus zegt hier met zoveel woorden: ‘Jullie heidenen waren eerder niet in staat om in de tempel dicht bij God te komen. Maar nu hebben jullie, doordat Jezus Christus zichzelf gegeven heeft als priester en offer, ook de toegang tot God.’
Hij heeft bij Zijn komst vrede verkondigd aan ‘u die veraf was’ (de heidenen) en aan hen die ‘dichtbij waren’ (Israël). Ja, want Israël was al dichtbij. Het leefde in de tempel, in tegenwoordigheid van God. Maar in Jezus Christus is dat Israël, dat al dichtbij was, nóg dichterbij gebracht. Want voor Israël was er niet de afscheidingsmuur op het tempelcomplex, maar daar was toch altijd nog die laatste barrière van het voorhangsel. Die zorgde ervoor dat Israël het Heilige der Heiligen niet kon binnengaan, behalve dan in de persoon van de hogepriester en dat slechts één keer per jaar. Nu is dat voorhangsel gescheurd en hebben Joden en heidenen door het werk van de Zoon door één Geest toegang tot de Vader.
Mede
Het is die boodschap die Paulus vol verwondering en blijdschap telkens weer verkondigt. Hij ziet het zelfs bij uitstek als zijn roeping om dit geheimenis, namelijk dat ze erbij mogen horen, aan de volkeren gaan vertellen. Ook in het volgende hoofdstuk, Efeze 3, komt dat naar voren. Hij schrijft in vers 6 dat de heidenen mede-erfgenamen en mededeelgenoten zijn die tot hetzelfde lichaam behoren.
Paulus gebruikt een typerend woord om dat uit te drukken. In het Grieks zijn het samengestelde woorden met het voorzetsel sun of sum dat ‘mede’ betekent. Helaas is dat in de nieuwere vertaling weggevallen, maar tot zesmaal toe onderstreept Paulus het voorrecht van de heidenen om ‘mee’ te delen in wat vroeger alleen aan Israël toebehoorde. Dat woordje ‘mede’ staat er steeds nadrukkelijk bij. Ze zijn geen vreemdelingen of bijwoners meer, maar medeburgers van de heiligen: ze delen mee in dezelfde rechten als de burgers zelf (vs. 19). Voor die tijd brachten zij het hooguit tot ‘bijwoners’, die wel onder Israël woonden en zodoende op een afstand toch enigszins mochten delen in de zegen van God aan Zijn volk. Maar verder kwamen ze niet. Dat is u anders geworden. Ze gaan mede deel uit maken van het grote heiligdom dat groeit voor God, waarin ook zij mede gebouwd worden (vs. 21-22). De heidenen zijn mede-erggenamen geworden, medeleden van het lichaam en mededeelgenoten van de belofte (Ef. 3:6).
Waarom die nadruk? Er is alle reden om de vraag te stellen: mededeelgenoten van de belofte in Jezus Christus, maar met wie? Het antwoord moet natuurlijk zijn: met Israël. Dat woordje ‘mede’ was niet nodig geweest als Israël voortaan niet meer in eigenlijke zin burger, deelgenoot, erfgenaam en heiligdom was geweest. Israël is het nog steeds, door Gods trouw. Door hén heen hebben wij heidenen de zegen ontvangen. Daar kunnen we niet dankbaar genoeg voor zijn.Een christen heeft het Joodse volk hoog te houden, als volk van God, volk van Jezus Christus, volk van het verbond. Het wonder is dat de heidenen daarbij betrokken raken. Het woordje ‘mede’ roept de heidenen op zich bewust te zijn van het wonder daarvan.
Als in de Bijbeluitleg en de prediking dat woordje ‘mede’ niet over het hoofd zou zijn gezien, hoe anders zou de verhouding van de kerk tegenover het Joodse volk zijn geweest. Hoe anders zou de geschiedenis er hebben uitgezien als het woordje ‘mede’ meer ter harte was genomen. De moordpartijen van de kruisvaarders, de vernietigingskampen in het hart van christelijk Europa, zouden die mogelijk zijn geweest als we beter naar Paulus hadden geluisterd?
In de dagen van Paulus kostte het de Joodse gelovigen heel veel moeite te aanvaarden dat de gelovigen uit de heidenen geen tweederangs christenen zijn. Dat ze zonder vooraf Joodse proselieten te worden in de gemeente konden worden opgenomen. Heidenen hoeven niet eerst Joden te worden, zo werd door de apostelen besloten in Handelingen 15. Maar al snel bestonden veel gemeenten in meerderheid uit christenen uit de heidenen. En de tragiek is dat zij juist van hun Joodse broeders en zusters gingen vragen om te breken met hun Joodse identiteit, ondanks dat Handelingen 15 hier niet over ging. In de loop van eerste eeuwen werd de ruimte voor Joodse gelovigen steeds beperkter en werden zij zelfs vervolgd. Vanwege de eerste aanzetten daartoe in zijn tijd moest de apostel de gelovigen uit de volken aan hun afkomst herinneren. Zij waren genaturaliseerde burgers, in tegenstelling tot de Joodse gelovigen die van huis uit het burgerrecht hadden. Maar door de kracht van Jezus verzoening hebben zij nu een gelijkwaardige status gekregen, zonder dat ze hun verschillende identiteiten hoeven prijs te geven.
Voor Israël en voor ons
Ook in onze tijd heeft dit gedeelte nog niets aan betekenis verloren. Ook wij mogen nooit vergeten dat het een wonder is dat het verbond van God met Israël zich uitstrekt tot de heidenvolken en we in Jezus Christus en door genade mede deel ontvangen aan de beloften die aanvankelijk alleen Israël golden. Maar met de nadruk op ‘mede’ niet als eersten! Er is geen enkele reden om ons te verheffen boven Israël, laat staan een vervangingsleer toe te passen. Dit is ook van belang voor onze uitleg van het Oude Testament. Israël blijft het eerste adres van de profetische beloften. De gelovigen uit de volkeren luisteren over zijn schouder mee.
In Efeze 2 bezingt de apostel Paulus de principieel nieuwe relatie die door Christus werk is ontstaan tussen Israël en de volkeren doordat Hij de angel van de vijandschap heeft weggenomen in Zijn volbrengen van de Thora. Nu mag dat gestalte krijgen in de gemeente van de Messias, waar Joden en heidenen samen zijn en eens zal dat volle werkelijkheid worden als het profetisch perspectief Israël en de volkeren samen de Heere zullen dienen en prijzen. Christenen en Abrahams kinderen samen. Eén kudde, één Herder, een eeuwigheid lang!
Met het oog op Israël, Bezinning en Bijbelstudies